ACADEMIEBIBLIOTHEEK >  1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13

De organisatie

Personeel

De zorg voor de bibliotheek was een taak die een van de hoogleraren op zich nam. De eerste bibliothecaris was Nicolaus Mulerius, die wiskunde en geneeskunde doceerde. Mulerius had echter geen officiële aanstelling en hij ontving geen vergoeding voor de werkzaamheden die hij verrichtte in de jaren 1619-1621. Hij werd bijgestaan door de pedel. Uit de instructies van de pedel uit 1648 blijkt dat hij er voor diende te zorgen de Academie en de Auditoria, de collegezalen, op tijd te openen en te sluiten en schoon te houden, hij moest de boeken reinigen zo vaak de bibliothecaris dat nodig achtte, ze op hun plaats zetten en aan de ijzeren stangen bevestigen.
Naar aanleiding van de uitbreiding van de bibliotheek naar de zuidelijke vleugel in 1667, die een herplaatsing van de boeken met zich mee bracht, ontstond behoefte aan een betere en nauwgezettere omschrijving van de taken van de bibliothecaris. Zo werd er in 1668 een nieuw bibliotheekreglement opgesteld.
Volgens dit bibliotheekreglement verdiende de pedel 175 gulden per jaar voor zijn diensten ten behoeve van de bibliotheek. Daarnaast kreeg hij brandstof voor zijn dienstwoning. Hij ontving bovendien een bedrag van 100 gulden als koster van de Academiekerk en nog eens 52 gulden als dienaar in de bibliotheek. Ook de academiebode, die in 1668 naast de pedel werd aangesteld voor werkzaamheden ten dienste van de bibliotheek, kreeg hiervoor 52 gulden. De academiedrukker ontving ‘tot Brandt op de Druckerije’ 60 gulden en voor het drukken van theses 300 gulden.

Mulerius werd in 1625 weer bibliothecaris, na het overlijden van zijn opvolger, de theoloog Herman Ravensperger (1586-1625), die slechts twee jaar het ambt had vervuld. Mulerius ontving nu een toelage van 50 gulden. Hij werd in 1630 opgevolgd door de filosoof en logicus Franciscus Meyvart (1585-1640), die, volgens zijn opvolger Tobias Andreae (1604-1676) niet veel belangstelling voor de bibliotheek toonde. Gerhardus Lammers (1668-1716) verzorgde de eerste gedrukte catalogus, die in 1669 verscheen, een taak die stond omschreven in het reglement van 1668. Daarmee liep Groningen niet voorop. Leiden had al in 1595 een catalogus laten drukken en Franeker in 1601.